“Er was een serieuze dreiging van de vijand,
maar erg spectaculair werd het niet. Ik heb
nooit een vijandig vliegtuig gezien”, vertelt
oud-luchtwachter Jaap de Koning over zijn
uitkijkpost in Strijensas. Tussen 1950 en
1968 letten duizenden vrijwilligers in weer
en wind op de komst van vijandelijke
Russische vliegtuigen die nooit kwamen.

De vrijwilligers bemanden 276 militaire luchtwachttorens in het hele land. Deze torens
vervulden een belangrijke taak in de verdediging van ons luchtruim in de beginjaren van de Koude Oorlog. De opvallende betonnen luchtwachttorens die architect Marten Zwaagstra ontwierp vormen
architectonische getuigen van de Koude Oorlog. Hun constructie uit prefab beton is typerend voor de wederopbouw in de jaren vijftig. Het netwerk omvatte ook vele eenvoudige uitkijkposten op bestaande gebouwen en bakstenen torens.

Het onlangs verschenen boek Luchtwachttorens uit de Koude Oorlog haalt de luchtwachttorens uit de
vergetelheid. Jarenlang onderzoek resulteerde in een compleet overzicht van het netwerk van uitkijkposten. Van de bijna 300 gebouwen bestaan er nog 72. Ook de vrijwilligers op de torens vertellen hun verhalen, de vele gewone burgers, mannen én vrouwen die op deze torens naar de komst van de Russen uitkeken om ons land te beschermen.

Binnen een minuut moest een vliegtuig, gemeld, geplot en doorgegeven zijn: elk onbekend of vijandelijk vliegtuig kon potentieel Russisch zijn.

Praktijkoefeningen
Maar de Russen kwamen niet. Gedurende het bestaan van het KLD is alleen geoefend. Twee uur per week theorieles afgewisseld met praktijkoefeningen. Speciaal voor het KLD vlogen een paar toestellen van de Koninklijke Luchtmacht op zaterdagmiddag rondes over de torens. Oud luchtwachter Alko van der Laan uit Bedum vertelt: “De Russische vliegtuigen kenden we allemaal uit het hoofd: MiG’s 17, 19, 21. Maar zeker de helft van de tijd zaten we te wachten. Je hoorde door mee te luisteren met de andere torens al of er een vliegtuig aankwam, dat was het leuke. Maar meestal gebeurde er niks. Dan keken we uit over het hele dorp en iedereen die er rondfietste.”

Scheveningen
Ontwikkelingen volgden zich in de jaren ’50 en ’60 snel op. Al in 1968 kwam aan het uitkijken naar vliegtuigen vanaf de torens een einde. Het op zicht en gehoor volgen van vliegtuigen verloor zijn nut als gevolg van steeds snellere vliegtuigen en verbeterde radartechnieken. Een groot deel van de torens is na buiten gebruikstelling snel gesloopt. Zo niet de markante bakstenen luchtwachttoren in Scheveningen, inmiddels een gemeentelijk monument. De toren houdt de wacht over de strandparkeerplaats van het Zwarte Pad in Scheveningen. Door zijn afwijkende ontwerp had de luchtwachttoren ruimte voor een wachtlokaal op de begane grond. Daar konden in het geval van mobilisatie de luchtwachters die ’s nachts opkwamen of afgelost werden de rest van de nacht in de toren doorbrengen.

Luchtwachtcentrum
Decennialang hield de angst voor een Sovjetaanval en een dreigende kernoorlog de wereld in zijn greep. Met behulp van radar hield de luchtverdediging mogelijke vijandelijke aanvallen vanuit het luchtruim in de gaten. Er was echter één hiaat: de onderste 900 meter werd onvoldoende door radar afgedekt. De luchtverdediging hield daarom rekening met laagvliegers die onder het radarbereik probeerden binnen te dringen. Bijna twintig jaar lang hielden vrijwillige luchtwachters van het in 1950 opgerichte Korps Luchtwachtdienst (KLD) de mogelijke komst van zulke laagvliegers in de gaten.

Per telefoon gaven de luchtwachters op hun uitkijkposten de vliegtuigen die ze waarnamen door aan een regionaal verzamelpunt, het luchtwachtcentrum. Vrouwelijke vrijwilligers hielden alle gemelde vliegbewegingen bij op een grote kaart. Verdachte vliegtuigen rapporteerden ze aan het landelijke hoofdkwartier van de luchtverdediging. Binnen een luchtwachttorens. Verschillende zijn de laatste jaren opgeknapt en als recreatieve uitkijktoren opengesteld. Ook zonder naar de Russen te hoeven speuren is het uitzicht vanaf de torens nog steeds een beklimming waard.

Tijdens gewone oefeningen vloog slechts een enkel vliegtuig over, maar tijdens grote internationale oefeningen als Loco in 1955 was het een drukte van jewelste. “Belgische Meteors en een Engelse Hunter vlogen laag boven zee langs de kust. Met dat laagvliegen bleven ze onder de radar, dat kon toen nog”, vertelt Koos van den Berg. Naast laagvliegende vliegtuigen hielden de luchtwachters in Scheveningen ook verdachte scheepsbewegingen op zee in de gaten.

Tegenwoordig is de toren in Scheveningen in gebruik als (particulier) meteorologisch station en voor trekvogeltellingen. Andere torens die aan de sloopkogel ontsnapten raakten in de vergetelheid. Verwaarlozing en betonrot sloeg toe. Gelukkig keert het tij.