
Het is de winter van 2006 als een archeologisch vrijwilliger in de trein zit en het Bevelandse landschap in zich opneemt. De intercity rijdt langzaam af op het station van Kapelle-Biezelinge en vanuit het raam ziet hij een graafmachine die bezig is met het graven van een waterpartij op een nieuw deel van bedrijventerrein Smokkelhoek. Hij denkt bij zichzelf: “Was daar vorig jaar niet een opgraving? Ze hadden daar toch iets Romeins gevonden?”. Later die avond gaat hij kijken en geeft hij zijn bevindingen door aan Dicky de Koning, coördinator van de Zeeuwse afdeling van de AWN (Archeologische Werk groep Nederland). Niet lang daarna komen enkele vrijwilligers bij elkaar om de situatie te inspecteren. Al lopende wordt de stortgrond doorzocht op scherven en artefacten en niet zonder resultaat! Hetzelfde gebeurt in 2008. Uiteindelijk werden zo’n 340 scherven opgeraapt, gewassen en verpakt.
Daarna gebeurt er tien jaar niets. In het najaar van 2017 nemen archeologen van Erfgoed Zeeland samen met de AWN het initiatief om de scherven te bestuderen en uit te werken tot een publicatie. In verloren uurtjes en vrije avonden worden de scherven bekeken en gedetermineerd. In die tien jaar zijn we namelijk langzaam tot de realisatie gekomen dat Smokkelhoek een voor de geschiedenis van Zeeland belangrijk verhaal te vertellen heeft. Zo worden er bij elke kartering, booronderzoek en/of opgraving weer Romeinse scherven gevonden. In 2008 wordt ten zuiden van deze vindplaats, zelfs een mysterieuze houten structuur aangetroffen.
Voor menige plaats in Nederland is het aantreffen van Romeinse vondsten en bewoning niet vreemd. Immers waren er legioenen en hulptroepen in ons land gelegerd en langs de Rijn liep de limes – dé grensregio – een belangrijk onderdeel van het Romeinse wereld rijk. Voor Zuid-Beveland (de gemeenten Goes, Borsele en Reimerswaal) ligt dat wat anders. In dit gebied is het Romeinse verhaal nogal ondoorgrondelijk, omdat er weinig grote vindplaatsen aangetroffen en opgraven zijn. Natuurlijk was er wel al een site bekend bij Ellewoutsijk; een aantal landelijke boerderijen uit de 1ste eeuw en bij ’s-Heer Abtskerke zijn een aantal kleine ovens uit de 2de/3de eeuw opgegraven. Verder zijn er her en der Romeinse scherven gevonden die duiden op mogelijk Romeinse bewoning, maar vooralsnog is het niet duidelijk hoe het gebied gebruikt werd. Lagen er nederzettingen of ging het alleen om economische activiteiten zoals zoutwinning, schelpkalkbranderij, veeteelt en vis- en mosselvangst? Of was het vooral ontoegankelijk en drassig veengebied? En hoe past Smokkelhoek in dit plaatje?
Bij het bekijken van het aardewerk werd al snel een aantal zaken duidelijk. Allereerst gaat het om een vindplaats die begint tegen het eind van de 2de of het begin van de 3de eeuw en die doorgaat tot de tweede helft van de 3de eeuw. Ten tweede werd duidelijk dat de inwoners van Smokkelhoek volledig onder deel waren van de Gallo-Romeinse samenleving. Zo maakten zij geen eigen aardewerk, maar werd alles geïmporteerd, waaronder natuurlijk terra sigillata, het luxe-aardewerk uit Oost-Gallië (Rheinzabern, Trier en de Argonne) en terra nigra uit Arras en de Champange. Verder dronken zij uit bekers geïmporteerd uit het Menapisch gebied (Westelijk België), Noord-Gallië (centraal/zuidelijk België, Noord-Frankijk), het Rijnland en Trier.

Verder werd eten bereid in potten en wrijfschalen uit westelijk België, Bavay in Noord-Frankrijk, het Maasland in oostelijk België en uit het Rijnland en de Eifel. Daarnaast werd wijn geïmporteerd uit Aquita nië, en kwamen er andere vloeibare producten uit de Scheldevallei en het Maasland en hebben ze mogelijk ook olijfolie geconsumeerd uit de Romeinse provincie Baetica (Andalusië, Spanje).
Het aardewerk geeft verder aan dat het om relatief rijke bewoners gaat. Het zal niet gaan om adel of rijke villabewoners, maar om een relatief gegoede midden stand. Het is zeker niet ondenkbaar dat het gaat om een teruggekeerde veteraan en zijn nakomelingen, die hier hun verdere bestaan uitgebouwd hebben. Andere aanwijzingen hiervoor zijn de gevonden tegulae en imbreces (Romeinse dakpannen). In combinatie met de houtvondsten van de eerdere opgraving zou dat kunnen duiden op een soort vakwerkwerkhuis of –huizen met dakpannen. Ondanks al die indicaties voor rijkdom zijn er in vijftien jaar onderzoek nog geen metalen artefacten gevonden.
Dit is enigszins mysterieus, want vrijwel alle Romeinse vindplaatsen, ook de minder rijke, leveren altijd wel een aantal muntjes of mantelspelden op. De lokale economie van Smokkelhoek lijkt voornamelijk georiënteerd te zijn op het zuiden, richting de Scheldevallei en het gebied der Menapiërs. Dit wordt vooral evident door de grote hoeveelheid Menapische bekers, maar ook andere Scheldevallei-producten zoals kookwaar en amforen. Uit de vondst is niet duidelijk waar de inwoners hun geld mee hebben verdiend. Er zijn heel weinig dierlij de botten aangetroffen en waarschijnlijk lag Smokkelhoek destijds niet aan het water. Daarnaast zijn er geen ovens gevonden, of concentraties schelpen die duiden op kalkwinning of briquetage-aardewerk dat duidt op zoutwinning. Vooralsnog lijkt akkerbouw het meest waarschijnlijk.

Mogelijk gaat het hier dus wel om een agrarisch bedrijf, een villa rustica of zelfs een grotere landelijke nederzetting. Door middeleeuwse moernering (veenwinning) in dit gebied, zal veel van de vindplaats vergraven zijn.
Het blijkt dat ook uit de bestudering van een incom pleet aardewerkcomplex veel informatie oplevert over de aard van een vindplaats. En dan te weten dat al deze inzichten tot stand zijn gekomen omdat één vrij williger in een trein oplette en vervolgens een groep AWN’ers tipte. Smokkelhoek is een sprekend voor beeld waaruit blijkt dat de Zeeuwse archeologische vrijwilligers een onmisbare rol spelen in het behoud, het bestuderen en het onderzoeken van de Zeeuwse geschiedenis. Voor Erfgoed Zeeland zijn ze de ogen en oren in de provincie en vormen ze een onmisbare ondersteuning in het behoud, beheer en de beleving van het erfgoed. Als gevolg van het inmiddels verwor ven inzicht uit eerder onderzoek en met behulp van de studie van de vondsten van het AWN is begin 2018 door ADC-archeoprojecten een opgraving uitgevoerd ter hoogte van de houten constructie. De resultaten hiervan zijn bij dit schrijven nog niet verwerkt en gepubliceerd, maar de voorlopige resultaten zijn voor de Zeeuws archeologie uitermate spectaculair!
Over de auteurs:
Joost Van Den Berg is depotbeheerder en
Karel-Jan Kerckhaert adviseur archeologie,
beiden bij Erfgoed Zeeland (voorheen de Stichting
Cultureel Erfgoed Zeeland)



