Op vrijdag 4 oktober zal in Museum Speelklok te Utrecht de officiële bijschrijving plaatsvinden in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland van de Nederlandse straatorgelcultuur. Hierbij gaat het niet om het draaiorgel zelf, maar om wat de orgelman of -vrouw ermee doet; de exploitatie. De gemeenschap van orgeldraaiers, bouwers, draaiorgel-muziekarrangeurs en decorateurs hebben de handen ineen geslagen om het oer-Hollandse uitbaten van het straatorgel toekomstbestendig te maken. Ze gaan onder meer gezamenlijk bekijken of het verdienmodel van de orgelman kan worden herzien. Voorbeelden van immaterieel erfgoed dat al eerder werd bijgeschreven in de Inventaris zijn het Ambacht van molenaar, het sinterklaasfeest, het vuurwerk bij de jaarwisseling, het Friese fierljeppen, het Gronings Ontzet, alsmede de Circus- en Woonwagencultuur.

Verleden
De traditie begon in ons land toen in 1875 de uit België afkomstige Leon Warnies in Amsterdam het eerste draaiorgelverhuurbedrijf startte. Hier kon men per week, maand of soms zelfs per dag een draaiorgel huren waarmee men de wijken doorging om geld in te zamelen. Met name in het begin van de vorige eeuw was het draaiorgel in de grote steden ongekend populair. In Amsterdam speelden maar liefst 40 orgeldraaiers!

Er was in die tijd geen opgenomen muziek in huis, geen radio of grammofoon. Het orgel bracht de vrolijkheid naar de mensen. Het draaiorgelverhuurbedrijf van Gijs Perlee was het meest bekend, onder meer doordat deze Amsterdamse firma de beroemde ‘Arabier’ in de verhuur had.

Tegenwoordig zijn de draaiorgels veelal in het bezit van de orgelmannen zelf en zijn er geen actieve verhuurbedrijven meer. Draaiorgel ‘de Arabier’ maakt inmiddels onderdeel uit van de collectie van Museum Speelklok.

Toekomstbestendig
Dankzij de 75 gepassioneerde exploitanten in Nederland is de straatorgelcultuur op dit moment nog steeds op meerdere plekken in Nederland te zien én horen. Uit verschillende onderzoeken, waaronder van de Universiteit Twente en recentelijk Hart van Nederland, blijkt dat het overgrote merendeel van de Nederlanders het draaiorgel en de orgelmannen nog steeds een zeer warm hart toedraagt. De initiatiefnemers van de bijschrijving willen er samen voor zorgen dat het immaterieel erfgoed aan volgende generaties kan worden overgedragen. Door onder andere meer in te gaan op de geschiedenis van de straatexploitatie van draaiorgels in de vorm van bijvoorbeeld een reizende expositie, zal er meer kennis en begrip ontstaan voor de Nederlandse orgelmannen en (enkele) vrouwen.

Ook is er een onderzoek gestart om te kijken of er een ander verdienmodel mogelijk is voor de orgeldraaier. Een probleem waar men tegenaan loopt is het verdwijnen van het contante geld. Zo zou een digitale inning van donaties of een sensor op de draaiorgels waarmee simpelweg door er met een pinpas langs te swipen een vaste donatie kan worden geïnd tot de mogelijkheden behoren. Daarnaast is het aantrekken van sympathisanten ook een belangrijk onderdeel om dit muzikale immaterieel erfgoed in stand te houden.

Initiatiefnemers
Het initiatief voor deze bijschrijving berust bij de Kring van Draaiorgelvrienden in samenwerking met Museum Speelklok, de Stichting Draaiorgelfestival Amsterdam en de Nederlandse Stichting ter Promotie van het Pierement. Sympathisanten van het initiatief zijn: Youp van ‘t Hek, Dave von Raven en Sylvia Witteman. Ook het Draaiorgelmuseum te Haarlem heeft de voordracht mede ondertekend.

De bijschrijving is voor de Kring van Draaiorgelvrienden een kroon op het 65-jarig jubileum.  Museum Speelklok gaat volgend jaar letterlijk en figuurlijk buiten spelen, met onder andere de collectie straatorgels, tijdens het project ‘Straatmuziek’ waar het verhaal rondom de straatorgelcultuur uitgelicht wordt.