tekst              ALBERT REINSTRA

Recent onderzoek toont aan dat het aantal gelovigen en de religieuze betrokkenheid in Nederland snel afneemt. De gevolgen voor kerkgebouwen zijn groot. Minder kerkleden betekent immers minder inkomsten waardoor de instandhouding van kerken in gevaar komt, kerkfusies noodzakelijk worden, gebouwen leegkomen en uiteindelijk worden afgestoten.   

Lege kerkgebouwen

Kerken zijn identiteits- en cultuurdragers, bepalen voor een groot deel het beeld van ons landschap en kleuren het stads- of dorpsgezicht. Het waren en zijn nog steeds gebouwen van betekenis, omgeven met emotie. Ook al gaan mensen zelf niet meer ter kerke, kerkgebouwen worden gekoesterd. De voorgenomen sluiting van een kerk leidt dan ook vaak tot discussies tussen eigenaren, gelovigen, omwonenden en cultuurhistorici. Vragen als: ‘wat mag er wel of niet in de kerk? Waarom deze kerk? Welk nieuw gebruik is mogelijk? Wie bepaalt dat en wie betaalt wat?’ spelen daarin een rol. Soms duurt zo’n discussie vele jaren, terwijl de staat en de omgeving van het gebouw verslechtert en de kosten voor instandhouding onnodig oplopen.

Kerkenvisie per gemeente

Deze problematiek en brede maatschappelijke opgave is voor het kabinet reden geweest geld beschikbaar te stellen voor het opstellen van kerkenvisies. Op basis van de Beleidsbrief ‘Erfgoed telt, de betekenis van cultuur voor de samenleving’ ondersteunt de minister van OCW in de periode 2018 tot en met 2021 met € 13,5 miljoen de ontwikkeling van integrale kerkenvisies op gemeentelijk niveau. Van de € 13,5 miljoen wordt € 9,5 miljoen via het gemeentefonds verdeeld. De verdeling van de beschikbare middelen per gemeente is afhankelijk van het aantal gebedshuizen, , ongeacht de denominatie. De regeling is sinds 1 januari 2019 van kracht. 

In gesprek met betrokkenen

De kern van een integrale kerkenvisie bestaat uit het aangaan van de dialoog tussen alle betrokkenen: gemeente, kerkeigenaren, erfgoedorganisaties en burgerorganisaties over de toekomst van de kerken in een gemeente. Doel is om vanuit dat gesprek gezamenlijke en gedragen strategische keuzes te maken en oplossingen te vinden ten aanzien van het totale kerkenbestand. Welke kerken moeten hun functie behouden, kunnen (deels) een andere functie krijgen of eventueel zelfs verdwijnen. Deze visie kan op termijn landen in een omgevingsvisie die gemeenten verplicht voor hun grondgebied moeten opstellen. 

Om de dialoog goed te kunnen voeren is het nodig inzicht te hebben in het netwerk van betrokken partijen en kennis van het totale kerkenbestand. De aan te vragen middelen kunnen worden aangewend om de dialoog te faciliteren. Het beleid is opgezet om mogelijk te maken dat strategisch geanticipeerd kan worden op het toekomstig gebruik van kerkgebouwen. Het is echter aan een gemeente zelf om te bepalen of men ook ander religieus erfgoed zoals kloosters, begraafplaatsen, wegkruisen of kapellen in een kerkenvisie wenst mee te nemen. 

Hoe ga je om met een kerkgebouw omringd door een kerkhof dat nog volop wordt gebruikt? 

Toekomstig gebruik

Tijdens het complexe proces van overleg, visievorming en keuzes maken, spelen vele factoren een rol en zijn er voor elke initiatiefnemer weer andere uitdagingen. Er zijn diverse belangen, sociale en financiële aspecten maar ook verschillende cultuurhistorische waarden die richtinggevend kunnen zijn en dwingen tot nadenken over de toekomst van een kerkgebouw. Een daarvan is bijvoorbeeld de aanwezigheid van kerkhoven en ander funerair erfgoed. Hoe ga je om met een kerkgebouw omringd door een kerkhof dat nog volop wordt gebruikt? Het buiten gebruik stellen van een dergelijk gebouw leidt onherroepelijk tot de vraag welke nieuwe functie acceptabel is voor nabestaanden en hoe initiatiefnemers worden belemmerd bij nieuw gebruik van het gebouw. Dit is een van de redenen waarom de provincie Friesland? dit aspect in haar kerkeninventarisatie heeft meegenomen. 

Ook belangrijke funeraire interieurelementen als graftombes, rouwborden, grafzerken en graven van beroemde historische personen maken het hergebruik van met name de oudere kerken (van voor het wettelijk verbod op begraven in de kerk in 1829) er soms niet eenvoudiger op. Mogen deze verplaatst worden, hoe zit het juridisch en wat doe je met de stoffelijke resten? Bij grondwerk in oude kerkgebouwen komen vaak veel botresten tevoorschijn. Die vragen een gerichte archeologische en ethische aanpak waarmee behoorlijke kosten zijn gemoeid. 

Een derde aspect is de toeristische component. Juist de funeraire elementen en hun cultuurhistorische verhaal kunnen, mits op een slimme en toegankelijke manier gebracht, de aantrekkingskracht van kerken versterken en het aantal bezoekers doen toenemen. Hierdoor vergroot het draagvlak en daarmee de kans op financiële impulsen die de instandhouding ten goede komen. 

Kortom; de funeraire component is een factor van belang binnen de kerkenvisies en mag niet vergeten worden wanneer afwegingen worden gemaakt over het toekomstig gebruik van de gebouwen.  

Over de auteur: 

Albert Reinstra is specialist kerkelijke bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Kader:

Meer informatie over het aanvragen en opstellen van een kerkenvisie staat op www.cultureelerfgoed.nl. Daarnaast is het Platform Toekomst Religieus Erfgoed actief met veel inspiratiemateriaal en (achtergrond)informatie over het thema.